Dutch/Lesson 8A
Beginner level | Intermediate level | Advanced level | |||||||||||||||||||||||||
Cycle 1 | Cycle 2 | Cycle 3 | Cycle 4 | Cycle 5 | Cycle 6 | ||||||||||||||||||||||
Main | Lesson 1 | Lesson 2 | Lesson 3 | Lesson 4 | Lesson 5 | Lesson 6 | Lesson 7 | Lesson 8 | Lesson 9 | Lesson 10 | Lesson 11 | Lesson 12 | Lesson 13 | Lesson 14 | Lesson 15 | Lesson 16 | Lesson 17 | Lesson 18 | Lesson 19 | Lesson 20 | Lesson 21 | Lesson 22 | Lesson 23 | Main | |||
Practice | Lesson 1A | Lesson 2A | Lesson 3A | Lesson 4A | Lesson 5A | Lesson 6A | Lesson 7A | Lesson 8A | Lesson 9A | Lesson 10A | Lesson 11A | Lesson 12A | Lesson 13A | Lesson 14A | Lesson 15A | Lesson 16A | Practice | ||||||||||
Examples | Vb. 1 | Vb. 2 | Vb. 3 | Vb. 4 | Vb. 5 | Vb. 6 | Vb. 7 | Vb. 8 | Vb. 9 | Vb. 10 | Vb. 11 | Vb. 12 | Vb. 13 | Vb. 14 | Vb. 15 | Vb. 16 | Examples | ||||||||||
Quiz | Quiz | ||||||||||||||||||||||||||
Main page | Introduction | Pronunciation | Vocabulary | Index | News |
Beginner level: cycle 2 |
Lesson 8A ~ Lesson 8A
Vervanging ~ Replacement
• Tennis |
Quiz 8A
edit
Vocabulary
editStudy the vocabulary related to the topic School and translate the following:
|
- Both the male and female teachers liked the vacation as well.
- He took a piece of chalk and wrote on the board. <-note that the diminutive krijtje renders the notion 'piece of' in this case
- In the mathematics lesson the teacher introduced parallel lines. <-Dutch is one of the few languages that has its own term for parallel thanks to 17th century genius called Simon Stevin.
- Circles and triangles were not much fun.
- The children played on the school yard.
- The test was very tough.
- His grade report was full of fives and sixes. <-roughly D's and F's in the American system
- The school was already quite old.
- He rather did phys. ed. than geography.
- The history lesson dealt with Napoleon.
Exercise 8A-1-F
editFill the following words in the blank of the right sentence:
- brak, voer, groeven, leerde, gaf
- stoel, school, tachtig, volgde, bestemming
- Hij bereikte zijn ____ niet
- Zij ____ Nederlands op het internet.
- Hij gaf zijn zoon geld voor een ____, maar dacht dat het wel voor feesten gebruikt ging worden.
- Hij ____ zijn tandenborstel en kocht daarna een nieuwe.
- In 1869 ____ zij een kanaal van Suez naar Port Said.
- Hij was al ____ jaar oud.
- De schipper ____ zijn scheepje door het kanaal naar de kust.
- ____ jij hem een hand, toen hij zich voorstelde?
- Hij ____ Nederlandse lessen aan de universiteit.
- Op ____ leerde hij rekenen en schrijven.
Tennis
edit- Study the following story using the hover method and the vocabulary. Then have a good look at the translation to see if you had missed something. Then move on to the exercises below.
|
Vocabulary | ||
---|---|---|
de tennis | tennis | |
twijfelen | doubt | |
de tegenstander | opponent | |
de winst | gain, profit, winning | |
de kampioen | champion | |
verwachten | expect | |
de rekening | account, bill | |
de ervaring | experience | |
de verrassing | surprise | |
de kleedkamer | locker room |
It was do or die. There could be no doubt about that. The next opponent against whom he had to play tennis, was a very good player, from whom everybody expected a victory. It was even said of him that he would be the new champion. He had to take that into account. But he was not afraid of that anyway. He had experienced this before. He knew he was in good shape, and with that he could cause a surprise. In good spirits he went to the locker room.
Exercise 8A
editFind the pronominal adverbs in the above story and explain what they replace
- Het was erop of eronder.
- Erop of eronder is a fixed expression meaning on top of it or on the bottom of it, it being a heap of bodies of the battle field.
- Daaraan viel niet te twijfelen.
- Twijfelen usually gets the preposition aan: aan iets twijfelen -(to doubt something). The locative element daar refers back to the previous sentence
- De volgende tegenstander waar hij tegen moest tennissen, was een hele goede speler, waarvan iedereen winst verwachtte.
- Official grammar would still frown on these two replacements and demand tegen wie (against whom) and van wie (of whom) instead, but in anything but formal Dutch this is generally accepted.
- Er werd zelfs van gezegd dat hij de nieuwe kampioen zou zijn.
- Ervan again refers back to the opponent.
- Daarmee moest hij rekening houden.
- To take something into account is rekening houden met. The locative part daar refers back to the previous sentence.
- Maar daarvoor was hij toch niet bang.
- To be afraid of is bang zijn voor Daar refers back to the previous.
- Hij had hiermee wel meer ervaring.
- To have experience with is ervaring hebben met
- Hij wist dat hij goed in vorm was en daarmee kon hij voor een verrassing zorgen. Welgemoed ging hij naar de kleedkamer.
- With the fact that he was in good shape he could cause an upset.
Notice that the pronominal adverb often reflects a fixed preposition.
- Hij sloeg de bal met zijn racket
- Hij raakte het net met de bal.
- De volgende bal ging goed over het net.
- Die bal was uit.
- De scheidsrechter floot en gaf met dat signaal te kennen dat hij gescoord had.
- De tegenstander protesteerde tegen deze beslissing.
- De scheidsrechter hield geen rekening met dit protest
- Na die eerste drie sets stond hij een set vóór.
- De vijfde set maakte een einde aan zijn droom
- Zijn aandeel in dit kampioenschap was ten einde.
- Hij sloeg de bal ermee.
- Hij raakte het met de bal.
- De volgende bal ging er goed over.
- Die was uit.
- De scheidsrechter floot en gaf met daarmee te kennen dat hij gescoord had.
- De tegenstander protesteerde hiertegen.
- De scheidsrechter hield hier geen rekening mee
- Daarna stond hij een set vóór.
- De vijfde set maakte er een einde aan
- Zijn aandeel erin was ten einde.
Translation:
- He hit the ball with his racket
- He touched the net with the ball.
- The next ball went over the net well.
- That ball was out.
- The umpire whistled and with that signal he made clear that he had scored.
- The opponent protested this decision
- The umpire did not take the protest into consideration
- After those first three sets he was one set ahead
- The fifth set put an end to his dream.
- His part in this championship had ended.
Splitting pronominal adverbs
editSplitting pronominal adverbs is a tricky problem of word order. Let's make a simple start with it here. You have seen that in perfect tenses the verb is split:
- Hij heeft het geld voor een feestje gebruikt.
We have also seen that voor een feestje can be replaced by ervoor, but this word is separable. It can be split in two parts the locative adverb er and the prepositional adverb voor. Watch what happens when it splits up:
- Hij heeft het geld voor een feestje gebruikt.
- Hij heeft het geld ervoor gebruikt.
- Hij heeft er het geld voor gebruikt.[2]
You could say that the two verbal centers act as magnets that split the pronominal adverb ervoor up in its two components and attract the two resulting adverbs. This even holds true if the verbal expression at the end is missing as it is in the present tense:
- Hij gebruikt het geld voor een feestje.
- Hij gebruikt het geld ervoor.
- Hij gebruikt er het geld voor.
- Hij moest met de tegenstander rekening houden.
- Hij schreef met een krijtje op het bord.
- Hij ziet de zakjes vlak onder de broodtrommel liggen.
- Hij heeft geen remedie voor dat probleem kunnen vinden.
- Het boek ligt niet meer in de kast.
- Hij heeft met een hamer het glas gebroken
- Hij rekende niet op het einde van de regen
- Hij heeft spijt van die regenjas gekregen.
- Zij hadden zeker niet over deze stad gelogen.
- Ik heb die man in de kamer gezien.
- Hij moest er rekening mee houden.
- Hij schreef er met een krijtje op.
- Hij ziet er de zakjes vlak onder liggen.
- Hij heeft daar geen remedie voor kunnen vinden.
- Het boek ligt er niet meer in.
- Hij heeft er het glas mee gebroken
- Hij rekende er niet op.
- Hij heeft daar spijt van gekregen.
- Zij hadden hier zeker niet over gelogen.
- Ik heb er die man in gezien.
Quizlet
editThe vocabulary can be practiced at Quizlet (30 terms)
Progress made
editIf you have studied the above you should
- be able to form and recognize pronominal adverbs
- be able to split them in simple sentences
- have gained vocabulary about schools and sports
Cumulative term count
- Cycle 1: 579
- Lesson 5: 87
- Lesson 6: 124
- Lesson 7: 163
- Lesson 8: 45 + 30
- Total number 1030 terms