Beginner level    Intermediate level    Advanced level
Cycle 1 Cycle 2 Cycle 3 Cycle 4 Cycle 5 Cycle 6
Main Lesson 1 Lesson 2 Lesson 3 Lesson 4 Lesson 5 Lesson 6 Lesson 7 Lesson 8 Lesson 9 Lesson 10 Lesson 11 Lesson 12 Lesson 13 Lesson 14 Lesson 15 Lesson 16 Lesson 17 Lesson 18 Lesson 19 Lesson 20 Lesson 21 Lesson 22 Lesson 23 Main
Practice Lesson 1A Lesson 2A Lesson 3A Lesson 4A Lesson 5A Lesson 6A Lesson 7A Lesson 8A Lesson 9A Lesson 10A Lesson 11A Lesson 12A Lesson 13A Lesson 14A Lesson 15A Lesson 16A Practice
Examples Vb. 1 Vb. 2 Vb. 3 Vb. 4 Vb. 5 Vb. 6 Vb. 7 Vb. 8 Vb. 9 Vb. 10 Vb. 11 Vb. 12 Vb. 13 Vb. 14 Vb. 15 Vb. 16 Examples
Quiz Quiz
Main page Introduction Pronunciation Vocabulary Index News

Beginner level: cycle 2

Lesson 5 ~ Lesson 5

De weg vragen ~ Asking directions


Grammar: Verbs
Grammar: The four moods
Grammar:The present tense

Gesprek 5-1

edit
Het mooie station

John is te voet op zoek naar het station en spreekt een voorbijganger aan.

Kunt u mij alstublieft vertellen waar ik het station kan vinden?
Zeker, neem de derde straat aan uw rechterhand.
Als u de weg volgt, dan vindt u het station aan de linkerkant.
Het is een prachtig gebouw. U kunt het niet missen.
Hartelijk dank! Ik vind het wel.

Hij volgt de weg en vindt zijn bestemming.

Dat gebouw ziet er inderdaad mooi uit.
Vind je ook niet?
 
Station Valkenburg
noicon
het station
Translation • Lesson 5 • het station

John is looking for the station on foot and addresses a passer by

Kunt u mij alstublieft vertellen waar ik het station kan vinden.? - Can you please tell me where I can find the (train) station?
Zeker, neem de derde straat aan uw rechterhand. - Certainly, take the third street on your right.
Als u de weg volgt, dan vindt u het station aan de linkerkant. - If you follow the road, you'll find the station on your/the left-hand side.
Het is een prachtig gebouw. U kunt het niet missen. - It is a beautiful building. You cannot miss it.
Hartelijk dank! Ik vind het wel - Thanks you very much! I'll find it (don't worry)
Hij volgt de weg en vindt zijn bestemming - he follows the road and finds his destination.
Dat gebouw ziet er inderdaad mooi uit. - That building looks beautiful indeed.
Vind je ook niet? - Wouldn't you agree? (Lit: Don't you find that also?)
YOUR TURN - UW BEURT!! • Lesson 5 • waar of niet waar

Is dit waar of niet waar?

  1. Johns bestemming is de boekhouding
  2. De voorbijganger is een Engelsman
  3. Het gebouw is in de tweede straat rechts
  4. John mist zijn trein
  5. John rijdt op een motor
  6. Het stationsgebouw is inderdaad prachtig
SOLUTION • Dutch/Lesson 5 • waar of niet waar
  1. Johns bestemming is de boekhouding - niet waar: hij is op zoek naar het station
  2. De voorbijganger is een Engelsman - niet waar: hij spreekt Nederlands
  3. Het gebouw is in de tweede straat rechts - niet waar: de derde straat
  4. John mist zijn trein - niet waar
  5. John rijdt op een motor - niet waar: hij is te voet
  6. Het stationsgebouw is inderdaad prachtig - zeker, dit is waar

Notice that John uses the polite forms "alstublieft" (please) and "hartelijk dank" (thank you very much) to a total stranger rather than the more informal "alsjeblieft and "dank je".

Grammatica 5-1 ~ Conjugation of verbs; the four moods

edit

Dutch has a relatively simple system of verbs with four moods and eight tenses. The Dutch verb has a few more endings than the English one. We will focus on three forms:

  1. stem
  2. stem + -t
  3. stem + -en

Imperative mood

edit
noicon
neem
noicon
neemt
noicon
nemen

The simplest form is the imperative mood. As in English it is simply the stem of the verb:

Neem! - take!

There is a (rather archaic) plural of the imperative, that takes an extra -t:

Neemt! - take (you all!).

Often imperatives are 'softened' to a kind request or encouragement with modal adverbs like maar or even:

Ga weg - Go away! (This is pretty curt, even offensive: Get lost!)
Ga even weg - Please leave me alone for a moment (A kind request: do me a favor)
Ga maar weg - You can go now, that's OK. (An encouragement or permission)

In polite address with 'u' often a -t is added, although grammarians don't always consider that an imperative[1]:

Gaat u zitten - please sit down
Weest u niet bang - don't be afraid

Indicative mood in the present tense

edit

By far the most important mood is the indicative one and its tenses. We will look at the present tense only here. The first person singular has the same form as the imperative:

neem! - take!
ik neem - I take

The third person (he/she) singular acquires a final -t in the present. In English it gets a -s instead:

ik volg - I follow
hij volgt - he follows

In contrast to English this also applies to the second person singular:

jij vindt - you find (informal)
U kunt - you can (formal, polite)

However, the -t ending is lost for the informal jij form, when the word order is reversed, e.g. when asking a question:

Vind je dat ook niet?
 
noicon
het vertellen van verhalen

The Dutch verb has a 'plural' form that generally ends in -en, which is used for all plural persons and for the infinitive as well:

vertellen - to tell
wij nemen - we take
jullie volgen - you (all) follow
zij kunnen - they can

Notice that the vowel usually does not change and therefore we are doubling either consonants or vowels when we go from one syllable to two:

vertel - vertelt - vertelˑlen => single e remains [ɛ] in syllable closed by extra l.
loop - loopt - loˑpen => o remains [o], even in the closed syllable, as indicated by "oo".

Brief exercise

edit

Choose the correct form of the verb, then hover you mouse over the verb to see the right answer.

jij (werken) ik (lopen) wij (lopen)
jullie (werken) u (graven) zij (kijken)
wij (volgen) ik (bereiken) (verkopen) ik?
(werken)!! (zitten) wij? (halen) jij
hij (verstoppen) het (waaien) wij (begrijpen)

Fill in the correct verb form in the blank. Hover to check the answer.

  • [werken]. Waar _____ jij?
  • [gaan]. Zij _____ allebei naar het concert.
  • [bibberen]. Het kindje _____ van de kou.
  • [pakken]. Ik _____ de kaart even.
  • [eten]. ____ u graag pannenkoeken met spek?

Infinitive mood

edit
noicon
maken
noicon
moeilijk
noicon
eten

The plural form is also the infinitive of the verb:

wij maken - we make
maken - to make

It occasionally takes 'te' as in English 'to' but that is more exceptional in Dutch. The form with te is known as the extended infinitive and it has its own uses. Some of them are quite comparable to what happens in English:

dat is moeilijk te maken - that is hard to make

The infinitive can be used as a noun where English uses the gerund in -ing. It is always neuter in gender:

noicon
vertellen
noicon
eten
noicon
leven
het vertellen van volkverhalen is een leuk tijdverdrijf.
the telling of folktales is a nice pastime.
het eten - the food, the meal
het eten is klaar! - dinner's ready!
het leven - life

There is a present participle, it ends in -end(e) rather than -ing. It is used mostly as an adjective[2]:

noicon
volgen
noicon
volgend
de week die volgt → de volgende week
the week that follows → the following week
volgend jaar
next year

There are forms ending in -ing in Dutch but they are (feminine) nouns of action only loosely associated with the verb they derive from, e.g.

noicon
vertalen
noicon
vertaling
vertalen - to translate
de vertaling - the translation

We will revisit verbal nouns much more extensively in one of the later lessons.

Some verbs are monosyllabic, e.g.

noicon
zie
noicon
ziet
noicon
zien
zien - to see
ik zie - I see
hij ziet - he sees
zij zien - they see

Subjunctive mood

edit
noicon
neme
noicon
zij
noicon
gehakt

The subjunctive mood is even rarer in Dutch than it is in English. It only exists in third person singular and (with few exceptions) present tense. It looks like the infinitive minus -n:

Men neme twee pond gehakt
lit. (May) one take two pounds of ground beef (minced meat)
Het zij zo - be it so

It is only mentioned here for the sake of completeness. It is only used in a few wishes and recipes.

Some irregular verbs

edit

Of course, there are a number of irregular verbs in Dutch, but often they are the same ones as in English. In English can and may do not take an -s in the third person. In Dutch a similar thing happens:

noicon
kunnen
noicon
kan
noicon
kunt
kunnen
ik kan - I can
jij kunt - you can
hij kan - he can (no t in Dutch - no s in English)
noicon
mogen
noicon
mag
mogen
ik mag - I may
jij mag - you may
hij mag - he may (no t - no s)

We will revisit irregulars later.

Exercise 5.1

edit

Read conversation 5.1 again and underline all verbs. Mark all endings as 0) - none 1) - t and 2) -en and identify in each case why this ending is used.

YOUR TURN - UW BEURT!! • Lesson 5 • Verb endings
  1. Kunt u mij vertellen waar ik het station kan vinden.?
  2. Zeker, neem de derde straat aan uw rechterhand.
  3. Als u de weg volgt, dan vindt u het station aan de linkerkant.
  4. Het is een prachtig gebouw. U kunt het niet missen.
  5. Ik vind het wel.
  6. Hij volgt de weg en vindt zijn bestemming
  7. Dat gebouw ziet er inderdaad mooi uit.
  8. Vind je ook niet?
SOLUTION • Dutch/Lesson 5 • Verb endings
  1. Kunt u mij vertellen waar ik het station kan vinden.?
  2. Zeker, neem de derde straat aan uw rechterhand.
  3. Als u de weg volgt, dan vindt u het station aan de linkerkant.
  4. Het is een prachtig gebouw. U kunt het niet missen.
  5. Ik vind het wel.
  6. Hij volgt de weg en vindt zijn bestemming
  7. Dat gebouw ziet er inderdaad mooi uit.
  8. Vind je ook niet?


  1. Kunt (2nd pers. formal.) vertellen (inf.) Kan0 (1st person) vinden (inf.)
  2. Neem 0 (imperative)
  3. volgt (2nd pers.) vindt (2nd pers.)
  4. is (3rd person irregular.) kunt (2nd person.) missen (infinitive.)
  5. vind 0 (1st person)
  6. volgt (3rd person) vindt (3rd person).
  7. ziet (3rd person)
  8. vind 0 (2nd pers informal reverse order).

Exercise 5.2

edit

Translate into Dutch:

YOUR TURN - UW BEURT!! • Lesson 5 • Translate into Dutch
  1. Take the train!
  2. Can you (fam.) tell folktales?
  3. The station is in the next street.
  4. We can follow the road.
  5. What is the street on the left called?
SOLUTION • Dutch/Lesson 5 • Translate into Dutch
  1. Take the train! - Neem de trein!
  2. Can you (inf.) tell folktales? - Kun je volksverhalen vertellen?
  3. The station is in the next street. - Het station is in de volgende straat.
  4. We can follow the road. - We kunnen de weg volgen.
  5. What is the street on the left called? - Hoe heet de straat aan de linker kant?
Notice the word order in 4: the infinitive is put at the end of the sentence.

Grammatica 5-2

edit

Clitics revisited

edit
 
Obama kijkt in de spiegel.
noicon
spiegel

As shown before many personal pronouns have a strong and a weak form:

mij, me - me (object)
jij, je - you (subject)
jou, je - you (object)
wij, we - we
zij, ze - they or she
hen, ze - them

The weak forms me, je, we and ze are used when the emphasis lies on some other part of the sentence. The strong form expresses mild emphasis.

Hij ziet me in de spíégel - He sees me in the mirror (not on television).
Hij ziet míj in de spiegel - He sees me in the mirror (not my mother).

Some pronouns do not have clitics, like u and jullie. In the spoken language there are more weak forms than in the written one, e.g. for he (ie), him ('m) and for her (d'r or 'r)

Dat heeft-ie niet gedaan - He ain't done it
Hij heeft 'r geslagen - He beat 'r up
Ze hebben 'm gezien -- They spotted 'im

In the written language they are often written in full hij, haar and hem.

For possessive pronouns the same holds. Compare:

Mijn motor is een Honda. Wat is jouw motor? - My bike is a Honda. What is your bike?
Ik wil graag een ritje op je motor maken. - I'd love to ride y'r bike!
mijn, m'n - my
jouw, je - your
zijn, z'n - his
haar, (d'r)- her

Again the spoken language has a clearer distinction than the written one. The forms m'n, z'n, and especially d'r are often written as mijn, zijn and haar in formal writing. The form je is pretty much the only clitic possessive generally accepted in writing.

Woordenschat 5

edit
Dutch term Audio file English translation
de tafel   tafel table
zeker   zeker certain(ly), sure
inderdaad   inderdaad indeed
vertellen   vertellen to tell
missen   missen to miss
volgen   volgen to follow
zien   zien to see
U kunt   U   kunt You can
de bestemming (f.)   bestemming the destination
prachtig   prachtig beautiful
mooi   mooi fine, pretty, beautiful
het station   station the train station
de kant (m.)   kant the side
de weg (m.)   weg the road
de spiegel (m.)   spiegel the mirror
het gebouw   gebouw the building


Quizlet

edit

The vocabulary of this lesson can be trained at Quizlet (27 terms)

Progress made

edit

If you have studied this lesson well, you should

  1. know the four moods of the verb
  2. know how to form a present tense
  3. be able to use Dutch personal pronouns in all their forms

Cumulative term count

Cycle 1: 579 terms
Cycle 2:
Lesson 5: 25 terms
Grand total 604 terms

Appendix

edit
  1. The linguistic advice of the Taalunie [1] and [2] are downright contradictory. One one page it is said that the imperative gets a -t in the presence of the personal pronoun u, on the other it says that this is not an imperative! The case of to be is not discussed, but it is hard to argue that weest u is not an imperative, because an indicative u weest does not exist. The other authoritative source the Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) has little more to offer than a few weasel words. The author of this book thinks that the Taalunie is simply mistaken in its analysis
  2. Participles are revisited extensively in Lesson 22