Dutch/For children/De hoed
< Dutch | For children
Hallo, ik ben Otto. Wie ben jij? | |
Hallo Otto, ik heet Marja! | |
Dag, Marja! Jij draagt een hoed! | |
Ja, dat klopt, ik heb een hoed op! | |
Heb je het koud? | |
Nee, hoor! Ik vind het gewoon leuk! | |
O, daarom! | |
Ja, daarom! Vind je het niet leuk? | |
O, jawel hoor. Het is een leuke hoed. Draag je die al lang? | |
Nee, sinds gisteren. Dat was m'n verjaardag! | |
Gefeliciteerd nog! Was die hoed een cadeautje? | |
Ja een cadeautje van mijn vader! |